Zondag 13 november 2022 in de Laurentiuskerk te Kimswerd (Fr.) om 15.30 uur
Zondag 20 november 2022 in de Lokhorstkerk te Leiden om 15.00 uur
Zaterdag 11 maart 2023 inde Laurentiuskerk te Mijnsheerenland om 20:00 uur
Programma
E. F. Dall’Abaco – Concerto op 2 no 5
G.F. Händel – Lascia ch’io pianga (uit Rinaldo), HWV 7b
G.F. Händel – E pur così – Piangerò (uit Giulio Cesare), HWV 17
A. Vivaldi – Concerto op 3 no 10 voor 4 violen, RV 580
Allegro
Largo – Larghetto – Largo – Adagio – Largo
Allegro
Pauze
G. Giacomelli – Sposa non mi conosci (uit La Merope)
A. Corelli – Concerto grosso op 6 no 7
Vivace – Allegro – Adagio
Allegro
Andante Largo – Allegro
Vivace
C. Monteverdi – Lamento della Ninfa, SV 163
Viool | Wiveka Elion, Ard Groot, Lise Heide-Jørgensen, Marjolein Hennes, Wibe Moll, Else van Ommen, Michel Oey |
Altviool | Matthieu van Gelderen, Stan van Heijst |
Cello | Susan Lambrechtsen, Petra de Man – Neele |
Violone | Ellen de Graaff |
Clavecimbel | Theo Goedhart |
Mariët Kaasschieter (sopraan)
Mariët studeerde zang aan het Rotterdams Conservatorium bij Jo Bollekamp en Trudi Koeleman.
Na haar eindexamen studeerde zij verder bij Jelle Draijer, Diane Forlano en Rita Dams. Zij volgde lied-interpretatiecursussen bij Ruud van der Meer en Robert Holl.
Als soliste is Mariët regelmatig te gast bij diverse koren en orkesten. Zij zingt vooral en graag barokmuziek waaronder de Cantates en Passionen van J.S. Bach, maar ook latere werken zoals het Requiem en missen van W.A. Mozart, het Requiem van G. Fauré en het Gloria van F. Poulenc staan op haar repertoire.
Vanaf eind 1988 zingt Mariët op free-lance basis in het Nederlands Kamerkoor.
Van 2000 tot 2008 maakte zij deel uit van Quink, een vocaal ensemble dat internationale bekendheid geniet. Met dit ensemble maakte zij jaarlijks tournees naar de VS, trad zij onder meer op in Duitsland en Azië.
Regelmatig zingt Mariët met Camerata Trajectina, een gezelschap dat gespecialiseerd is in Nederlandse muziek van de Middeleeuwen tot de Gouden Eeuw.
Samen met de harpiste Lenie de Meij vormt zij het duo Cant’Arpa, waarmee zij verschillende programma’s met liederen heeft uitgevoerd.
En samen met Lenie de Meij, harp en Marion Schopman, fluit vormt zij Het Ronsard Trio.
Evaristo Felice Dall’Abaco (12 juli 1675 – 12 juli 1742) was een leerling van Giuseppe Torelli op viool en cello. In 1704 werd hij in München hofkapelmeester bij de keurvorst Max Emanuel, die hij in ballingschap volgde naar Brussel en later naar Bergen, en vanaf 1709 naar Compiègne. In 1715 keerde hij terug naar München en werd hij in 1717 tot (kamer-)concertmeester en tot keurvorstelijke raad (dit was voor een muzikant een buitengewone eer) benoemd, wat hij bleef tot vlak voor zijn dood. Hij geldt als een groot vernieuwer door zijn talrijke composities voor strijkinstrumenten. Zijn oeuvre omvat zes gedrukte verzamelingen, die tussen 1708 tot 1735 ontstaan zijn. Hij componeerde o.a. 24 vioolsonates, 12 triosonates, 12 concerti da chiesa (kerkconcerten), alsook een aantal concerti grossi en vioolconcerten. Zijn vroege werken zijn beïnvloed door de stijl van Corelli, maar later liet de Franse stijl hem ook niet onberoerd.
Georg Friedrich Händel componeerde de klaagzang ‘Lascia ch’io pianga’ als een aria voor sopraan met strijkersensemble op een klassieke sarabande, een plechtige dans in een langzame driekwartsmaat, waarin het accent op de tweede tel ligt. Het lied wordt gekenmerkt door korte, door opvallende rusten gestructureerde frasen, de afwisseling van terts-beklemtoonde toonherhalingen, grote intervallen en de modulatie. In deze aria bezingt de ontvoerde Almirena (de geliefde van Rinaldo) haar schrijnende lot in de betoverde tuin van Armida (de bondgenote van Rinaldo’s rivaal, de Sireense koning Argante). Zij bidt om te mogen huilen voor haar verloren vrijheid teneinde genade en verlossing te verkrijgen.
Giulio Cesare in Egypte is een ‘dramma per musica’ (‘opera seria’) in drie actes gecomponeerd door Händel voor the Royal Academy of Music in 1724. Het plot van de opera is losjes gebaseerd op de historische gebeurtenissen gedurende de Romeinse Burgeroorlog tussen 49 en 45 BC. De opera was direct een groot succes. In een brief van 10 maart 1724 schreef een tijdgenoot: ‘…the opera is in full swing also, since Hendell’s new one, called Jules César – in which Cenesino (castraat in de rol van Caesar) and Cozzuna (als Cleopatra) shine beyond all criticism – has been put on. The house was just as full at the seventh performance as at the first.’ In de derde acte keert het lot zich tegen Cleaopatra, als zij zowel de strijd om de farao-troon van Egypte als haar heimelijk geliefde Julius Ceasar meent te hebben verloren. Haar aria ‘E pur così – Piangero’ geldt als een van de meest intens dramatische aria’s ooit geschreven.
Het concert van Antonio Vivaldi is voor 4 solo-violen en strijkorkest. Het concert is het 10e van totaal 12 concerten die als zijn opus 3 zijn gepubliceerd, in 1711 in Amsterdam. Dat was het eerste werk van Vivaldi dat buiten Italië is verschenen. Het is opgedragen aan de Grootprins van Toscane en is getiteld L’estro armonico (“Harmonische inspiratie”). Ieder van de 12 concerten heeft een vioolsolist, sommige 2 en sommige 4.
Het motet voor sopraan en strijkensemble ‘Nulla in mundo pax sincera’ schreef Vivaldi in 1735 in de typisch lyrische barokstijl van het Venetiaans Italië van die tijd. De tekst is -heel actueel – samen te vatten met de woorden: Er is geen echte vrede in deze wereld zonder bitterheid.
Geminiano Giacomelli schreef tijdens zijn verblijf in Venetië in 1734 zijn opera ‘Merope’, een intens muziekdrama naar Napolitaanse ‘gusto’. Machtswellusteling Polifonte vermoordt de echtgenoot en de kinderen van koningin Merope van Messinië in het oude Griekenland. Eén zoon kan echter ontvluchten. Als deze later als rechtmatige troonopvolger Epitide – een rol die destijds door Farinelli werd gezongen – naar huis terugkeert, erkent de moeder hem niet en wil zij hem laten doden. Uiteindelijk raakt ze overtuigd van zijn ware identiteit. Eén van complicaties in Epitide’s queeste is de hardnekkige ontkenning van zowel zijn moeder Merope als zijn geliefde Argia dat Cleon Epitide is. Hij zingt zijn wanhoop uit in één van de weinige aria’s uit de opera die melodisch karakter heeft: ‘Sposa, non mi conosci’ (Geliefde, ken je mij niet). Deze langzame en melancholische aria was de ‘smashing hit’ van Farinelli. Benieuwd wat u vanmiddag ervan vindt?
In het concerto grosso van Arcangelo Corelli weerklinken meer opgewekte, zonnige en vrolijke Italiaanse klanken. Hoewel waarschijnlijk al in 1680 door hem geschreven, verschenen deze stukken pas na 1715 in druk. De concerti grossi zijn in hun soort de eerste en direct meest verfijnde composities voor soli (1e en 2e viool, en cello) en een ripieno groep (strijkensemble) met continuo. Pas decennia later, toen m.n. de Italiaanse componisten Vivaldi’s ‘ritornello concerto-vorm’ loslieten, ontstond er een golf van concerti grossi, zowel in het Engeland als Duitsland van die dagen (o.a. in 1739 door Händel, die daarmee Corelli wilde eren).
Claudio Monteverdi is zonder twijfel de meest innovatieve componist van de vroege Barok. Monteverdi’s vocale werken springen eruit, m.n. door zijn geweldig creatieve composities (‘pure Monteverdi baroque style, full with text painting and creative expression). Zijn madrigaal Lamento della Ninfa (wrsch. geschreven tussen 1614-1638) zijnde een lament (“een gepassioneerde uiting van pijn en verdriet, meestal als rouwbeklag)”, is geen uitzondering . Bijvoorbeeld bij “Sul pallidetto volto, scorgeasi il suo dolor” (On her pale face grief could be seen) moduleert de muziek plots naar mineur en als het woord “scorgeasi“ (grief) klinkt, krimpt de muziek nog meer ineen tot wat klinkt als een verminderde drieklank. Zoals gezegd, i.e. Monteverdi’s vernieuwende vorm in optima forma. Het versmelten van de muziek met de tekst is karakteristiek voor Monteverdi’s vocale composities. De accurate tekstplaatsing op de muziek helpt de luisteraar om de emoties te voelen van deze klaagzang – het gevoel van verlies en rouw.
Lascia ch’io pianga (Rinaldo)
Lascia ch’io pianga la dura sorte | Laat mij in tranen mijn lot beklagen |
E che sospiri la libertà! | En laat mij verlangen naar de vrijheid. |
Il duol infranga queste ritorte | Slechts de barmhartigheid kan deze marteling verlichten. |
de’ miei martiri sol’ per pietà | Moge barmhartigheid de pijn van deze marteling doorbreken. |
‘Sposa, non mi conosci’ (Merope)
Sposa, non mi conosci… | Bruid, je kent me niet… |
Madre… tu non m’rammenti! | Moeder… je herinnert je mij niet! |
Cieli, che feci mai! | Hemel, wat heb ik ooit gedaan! |
E pur sono il tuo cor… | En toch ben ik Uw hart… |
Il tuo figlio… Il tuo amor… | Uw zoon… Uw liefde… |
La tua speranza! | Uw hoop! |
E pur così – Piangerò (Giulio Cesare)
E pur così in un giorno | En toch zo op één dag |
perdo fasti, e grandezze? Ahi fato rio! | verlies ik pracht en grootheid? O wreed lot! |
Cesare il mio bel nume è forse estinto; | Caesar, mijn mooie god, is misschien dood; |
Cornelia, e Sesto inermi son, né sanno | Cornelia en Sextus zijn ontwapend en kunnen |
darmi soccorso. O dio! | mij geen hulp geven. O God! |
Non resta alcuna speme al viver mio. | Er blijft geen enkele hoop meer voor mijn leven. |
Piangerò la sorte mia | Ik zal zo lang rouwen om mijn lot, |
sì crudele e tanto ria | zo hard en zo wreed, |
finché vita in petto avrò. | als ik leven in mijn borst zal hebben. |
Ma poi morta d’ogn’intorno | Maar dood, dan zal ik van alle kanten |
il tiranno e notte e giorno | de tiran dag en nacht |
fatta spettro agiterò. | kwellen, tot spook geworden. |
“Amor” uit Lamento della ninfa
tekst: Ottavio Rinuccini
muziek: Claudio Monteverdi, uit “Madrigali guerrieri et amorosi (1638)”
vertaling: Bavo Hopman
Amor | Liefde |
Amor, dicea, il ciel | Liefde, sprak ze, |
mirando il piè fermò | onbeweeglijk starend naar de hemel, |
dove, dov’è la fé | waar is de trouw |
che ‘l traditor giurò? | die de verrader gezworen heeft? |
Miserella | Arm meisje |
Fa che ritorni il mio | Maak dat mijn lief terugkomt |
amor com’ei pur fu, | zoals voorheen, |
o tu m’ancidi, ch’io | of dood mij, zodat ik |
non mi tormenti più. | niet meer hoef te lijden. |
Miserella, ah più no, | Arm meisje, ach ze kan deze |
tanto gel soffrir non può. | ijzige kou niet meer verdragen. |
Non vo’ più che i sospiri | Ik wil hem niet meer begeren, |
se non lontan da me, | als hij bij me is, |
no, no, che i suoi martiri | Nee, nee, hij laat me niet |
più non dirammi, affé! | meer lijden, op mijn woord! |
Miserella, ah più no, | Arm meisje, ach ze kan deze |
tanto gel soffrir non può. | ijzige kou niet meer verdragen. |
Perché di lui mi struggo | Omdat ik naar hem smacht |
tutt’orgoglioso sta, | is hij zo arrogant, |
che sì, che sì se ‘l fuggo | misschien als ik van hem wegvlucht |
ancor mi pregherà? | zal hij me nog komen smeken? |
Miserella | Arm meisje |
Se ciglio ha più sereno | Als haar ogen mooier zijn |
colei che ‘l mio non è, | dan de mijne, |
già non rinchiude in seno | heeft de liefde niet zulke trouw |
Amor si bella fé. | in haar hart gesloten. |
Miserella, ah più no, | Arm meisje, ach ze kan deze |
tanto gel soffrir non può. | ijzige kou niet meer verdragen. |
Né mai si dolci baci | Nooit zal hij zulke zoete kussen |
da quella bocca havrai, | van haar lippen krijgen, |
“né più soavi; ah, taci,” | “en zo teder; ach, zwijg,” |
taci, che troppo il sai.” | zwijg, je hebt al teveel gezegd. |