voorjaar 2024: streken rond Bach

Vessem: zondag 7 april 14:00 in de St. Lambertuskerk
Leiden: zondag 14 april 15:00 in de Lokhorstkerk
Vlieland: zaterdag 11 mei 20:30 in de Nicolaaskerk


Programma

Dietrich Buxtehude (ca. 1637-1707): Ciacona in e-minor (BUXWV 160)

Charles Avison (1709-1770): Concerto V (naar D. Scarlatti)
Largo – Allegro – Andante Moderato – Allegro

Joseph Haydn (1732-1809): Konzert in G-dur für Violine (Hob. VIIa:4)
Allegro Moderato – Adagio – Allegro

pauze

Wilhelm Friedemann Bach (1710-1784): Sinfonie für Streicher in F-dur ‘Dissonanz’ (FK 67)
Vivace – Andante – Allegro – Menuetto

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791): Einzelsatz für Violine und Orchester Adagio in E-major (KV 261)

Antonio Vivaldi (1678-1741): Sinfonia nr 3 in G-dur (RV 149)
Allegro molto – Andante – Allegro (non troppo)

Solist: Jonas Krebs


Dietrich Buxtehude (ook DieterichDiderich of Diderik gespeld) (Helsingborg of Oldesloe, ca. 1637 – Lübeck, 9 mei 1707) was een Deens-Duitse componist, klavecinist, organist, muziekpedagoog en muziekorganisator. Buxtehude is een van de markantste vertegenwoordigers van de Noord-Duitse barok en oefende vooral door zijn vrije orgelcomposities, die superieur zijn aan zijn koraalbewerkingen, grote invloed uit in Noord-Duitsland, ook op Johann Sebastian Bach, die hem bezocht en zijn werken bestudeerd heeft. Naast zijn hoofdtaak als organist van de Marienkirche in de Hanzestad Lübeck, had Buxtehude een verplichte neventaak als ‘kerkschrijver’ en boekhouder. In 1673 begon hij cantates en composities van oratoriumachtige signatuur te schrijven voor zogeheten Abendmusiken. Dit waren concerten die ten tijde van de Advent door Buxtehude werden georganiseerd voor de rijke koopmanselite van de stad. Ook door virtuoze improvisaties op het grote orgel van de Marienkirche maakten deze concerten hem tot ver buiten Lübeck beroemd. Met de Abendmusiken in Lübeck vangt de geschiedenis van de geestelijke concerten in Duitsland aan. De vorm van deze Abendmusiken was ontleend aan een soortgelijk initiatief van organist tevens stadsmusicus, Jan Pieterszoon Sweelinck, in de Oude Kerk van Amsterdam die daardoor de facto als eerste burger-concertzaal ten noorden van de Alpen geldt. Duitse kooplieden namen deze ervaringen met deze openbare concerten mee naar Lübeck.

Het is net zo onmogelijk om de diversiteit van Buxtehude te beschrijven als bij J.S. Bach. Buxtehude’s Scandinavische roots liggen ongetwijfeld aan de basis van zijn granieten architecturale gevoel en eenvoud, maar hij combineert deze met flamboyantie en passie, zoals de gotische kathedralen waarvan zijn muziek als de muzikale tegenhanger kan worden beschouwd. In hem verenigden zich de twee compositiescholen die enerzijds voortkwamen uit Sweelinck in Amsterdam en anderzijds uit de Italiaan Frescobaldi, die via zijn leerlingen uit Zuid-Duitsland een grote invloed had op de ontwikkeling van de Duitse muziek. De Ciacona (of Ciaconne) is een muziekvorm waarbij een korte baslijn door het hele stuk wordt herhaald en de mogelijkheid biedt voor variatie, decoratie, figuratie en melodische vindingrijkheid, zowel in de andere stemmen als in de baslijn zelf. De melodie, of harmonische omtrek, en de variaties daarop zijn in deze Ciacona beperkt tot de laagst klinkende stem. Deze melodie klinkt 31 keer in verschillende variaties.

Charles Avison (Newcastle upon Tyne, gedoopt 16 febr 1709 – Newcastle upon Tyne, 9 mei 1770)
Engelse componist, organist en schrijver over muzikale esthetiek was een van de grootste concertcomponisten van Engeland in de vroege jaren 1700, maar tot voor kort weinig bekend. Voor een componist die slechts twintig jaar voor Mozart stierf, is de stijl van Charles Avison onbeschaamd hoog barok. Tijdens zijn studie in Londen maakte hij kennis met Francesco Geminiani en werden zij goede vrienden. Avison was een onvermoeibare pleitbezorger van Italiaanse (barok)muziek in Engeland. Hij legde de link met de Italiaanse stijl in het algemeen (de ‘echte lucht en ware harmonie’), maar had daarentegen weinig op met Vivaldi’s composities (‘alleen geschikt als amusement voor kinderen’). Ook G.F. Händel, in Engeland beroemd en op handen gedragen in die tijd, kreeg het bij Avison zwaar te verduren. Avison had vooral kritiek op de dominantie van de melodie bij Händel onder gelijktijdige verwaarlozing van de harmonie, of juist ook precies het omgekeerde. Avison zocht in zijn composities voortdurend naar de ideale balans tussen melodie en harmonie. Voor Avison was het sleutelwoord symmetrie, de juiste onderlinge verhouding tussen melodie en harmonie. De in zijn ogen ideale synthese tussen melodie en harmonie heeft Avison geconcipieerd naar enkele beroemde voorbeelden: de concerti grossi van Francesco Geminiani en van Domenico Scarlatti (1685-1757).

(Franz) Joseph Haydn (de naam Franz gebruikte hij niet) (Rohrau, 31 maart 1732 – Wenen, 31 mei 1809) schiep een omvangrijk oeuvre. Samen met Wolfgang Amadeus Mozart en Ludwig van Beethoven vormt hij, muziekhistorisch gezien, de Eerste Weense School (de klassieke periode). In 1761 kwam Haydn naar Eisenstadt, in dienst bij vorst Esterházy als kapelmeester en hofcomponist, waar hij tot 1790 zou blijven. In zijn vroegste werken was Haydn nog erg beïnvloed door de barokstijl, maar hij ontwikkelde zich tot een klassiek componist. Hij stond aan de basis van de vorming van de vierdelige symfonie en droeg bij aan de ontwikkeling van de sonatevorm. Ook gaf hij het strijkkwartet zijn definitieve vorm door de vier strijkers op een gelijkwaardig niveau te plaatsen. Haydn schreef maar liefst 68 strijkkwartetten.

Er bestaat enige twijfel over de vraag of Haydn het vioolconcert in G-dur heeft geschreven. Als het zo is, is het in ieder geval eerder ontstaan dan werd gedacht, omdat het “ouderwetser” is dan zijn wel genummerde vioolconcerten. Net als bij zijn eerste vioolconcert zou het geschreven kunnen zijn voor Luigi Tomasini, concertmeester van het orkest van Esterházy. Haydn’s vioolconcerten werden alom geprezen, zelf merkte hij daarover op: “Ik was geen tovenaar op welk instrument dan ook, maar ik kende de mogelijkheden en effecten van alles. Ik was geen slechte pianist en zanger en kon ook een vioolconcert spelen.”

Het eerste deel is soepel en klagend, in sonatevorm, met beknopte frasen en sierlijke versieringen. Daarop volgen een aria-achtig middendeel, dat majeur- en mineurtoonaarden afwisselt (“ongeëvenaarde intimiteit en lieflijkheid”) en een “opgewekte” monothematische sonate-rondo. Het laatste deel, misschien wel het meest Haydneske van alle drie de delen, volgt nauwgezet de galopperende patronen en versieringen die C.P.E. Bach in zijn muziek gebruikte.

Antonio Lucio Vivaldi (Venetië, 4 maart 1678 – Wenen, 28 juli 1741) was een virtuoos violist, een (niet erg devote) priester en begenadigd componist. Hij heeft meer dan 700 composities op zijn naam staan, in vele instrumentale en vocale genres.

Vivaldi werd geboren in Venetië en kreeg onmiddellijk een nooddoop door de vroedvrouw omdat hij in levensgevaar was. Mogelijk hield dit verband met een aardbeving die dag. Ruim twee maanden later, op 6 mei 1678, volgde zijn kerkelijke doop in de San Giovanni in Bragora, en in één moeite door een duiveluitdrijving. Vader Giambattista (violist in het orkest van de San Marco) leerde Antonio vioolspelen en bezorgde hem op jonge leeftijd een baan bij het orkest waar hij zelf werkte. Rond dezelfde tijd leerde Vivaldi orgel spelen, waarschijnlijk van Giovanni Legrenzi. Vivaldi werd priester en kreeg al snel de bijnaam Il Prete Rosso (“de rode priester”), vermoedelijk vanwege zijn rode haar. Vanaf 1704 hoefde hij niet meer deel te nemen aan de heilige mis, volgens kerkelijke archieven in verband met zijn slechte gezondheid: hij leed aan astma. Maar volgens sommigen mocht hij de mis niet meer opdragen omdat hij, als hij inspiratie kreeg voor een nieuw muziekstuk, gewoon wegliep uit de mis om het in de sacristie op te schrijven. Ook had hij vele liefjes en affaires.

Vivaldi’s muziek is vernieuwend. Zijn composities waren helder, met harmonische contrasten. Vivaldi slaagde er vaak in vernieuwende melodieën en thema’s te bedenken. Johann Sebastian Bach werd sterk beïnvloed door de composities van Vivaldi. Waarschijnlijk in Weimar kort na 1708 en ten laatste in 1717 schreef Bach transcripties van enkele Vivaldiconcerten naar toetsinstrumenten. Van twee zonen van Bach is bekend dat die oefening cruciaal was in het muzikaal leren denken van hun vader.

Vivaldi’s Sinfonia in G, RV 149 is een van de weinige Vivaldi-werken die aan een tijd en plaats kan worden gebonden. Op 21 maart 1740 gaf de Pio Ospedale della Pietà een uitbundig concert ter ere van keurvorst Frederik Christiaan, zoon van de keurvorst van Saksen en koning van Polen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Vivaldi ’s muziek op dat evenement in de schijnwerpers stond, waaronder deze sinfonia in G.

Wolfgang Amadeus Mozart ((Salzburg, 27 januari 1756 – Wenen, 5 december 1791)
Het Adagio in E-majeur was waarschijnlijk een vervangend deel voor het oorspronkelijke langzame deel van zijn Vioolconcert nr. 5 in A-majeur (KV 219). Mozart schreef zijn vijf concerten voor viool toen hij rond 1775 in Salzburg was. Het jaar daarop componeerde hij dit ene enkele Adagio-deel voor viool en orkest. Aangenomen wordt dat Mozart het speciaal schreef voor de violist Antonio Brunetti, die klaagde dat het oorspronkelijke langzame deel “te kunstmatig” was. Dat zou blijken uit een brief van Mozarts vader Leopold aan zijn zoon, waarin hij schrijft “het Adagio dat je speciaal voor Brunetti schreef”.

Compositorisch en harmonisch zijn er duidelijke relaties tussen het Adagio en het vioolconcert. Het Adagio in E-majeur, oorspronkelijk geschreven voor een paar fluiten en hoorns samen met gedempte strijkers, is een stuk van serene schoonheid. Het opent met een lyrisch thema dat eerst door het orkest wordt gespeeld en vervolgens door de solist wordt herhaald en verfraaid. In het patroon van een sonatevorm komt een tweede thema naar voren onder een aanhoudende toon in de solist. Dit thema, in de dominante toonsoort, wordt iets levendiger dan de voorgaande E-majeurmelodie, maar verstoort het rustige tafereel niet. Na het einde van de uiteenzetting in de dominante toonsoort neemt een centrale episode in b-klein de plaats in van de gebruikelijke ontwikkeling. Deze episode, die slechts acht maten duurt, introduceert de solist een nieuwe melodie met daaronder een geagiteerde begeleiding van de strijkers. Alsof het de grimmige schaduwen van deze episode verdrijft, keert het hoofdthema in E-majeur eerst terug in het weelderige lage register van de soloviool, maar stijgt dan opnieuw naar het hogere register. Het tweede thema keert terug in de toonsoort van de tonica, waarna het adagio eindigt met het openingsthema.

Wilhelm Friedemann Bach (Weimar, 22 november 1710 – Berlijn, 1 juli 1784) was een Duits organist, klavecinist, fortepianospeler, dirigent, muziekpedagoog en componist. Wilhelm Friedemann Bach had zowel de zegen als de pech dat hij als eerste zoon van J.S. Bach met diens overweldigende kunstzinnige persoonlijkheid te maken had

Wilhem Friedemann schreef o.a. (kerk)cantates, orkestwerken en kamermuziek, fantasia’s fuga’s en sonates, maar ook orgelwerken en voor een mechanische speelklok. Zijn muziek vertoont de ‘bouwkundige’ degelijkheid die aan de muziek van zijn vader eigen is, met name wat betreft het contrapunt. Daarnaast zocht (en vond) hij nieuwe uitdrukkingswijzen waarin gevoel de muzikale uitdrukking bepaalt, met veel stemmingswisselingen en veranderingen in het ritme. Wilhelm Friedemann was hierin een duidelijke exponent van een nieuwe literaire en muzikale beweging in zijn tijd, de “Sturm und Drang”.

De Sinfonia in F-dur doet zijn Duitse bijnaam “Die Dissonanzen” dan ook eer aan, met overvloedige harmonische verrassingen. Het eerste Allegro van de Sinfonie in F-dur (FK 67) klinkt bijna als een strijd tussen Franse en Italiaanse muziekstijl, zonder duidelijke winnaar. Wilhem Friedemann componeert hier met de vrijheid en expressieve intensiteit van de beste muziek van zijn broer Carl Philipp Emanuel. Het tweede deel ‘Andante’ concentreert zich op een rijk uitgewerkte melodie die van mineur naar majeur gaat, en in het slotdeel (in de stijl van Telemann en zijn vader J.S. Bach) contrasteert de gratie van het eerste Menuetto met de contrapuntische strengheid van zijn tegenhanger.

Het is duidelijk dat Wilhem Friedemann niet de doorsnee 18e-eeuwse componist is. Verschillende commentatoren wijzen op de orkestrale muziek van Jan Dismas Zelenka, met diens grillige stijl, als model voor het openings- en derde deel van de Sinfonia (Zelenka was een van zijn collega’s in Dresden).


Jonas Krebs (viool en altviool) speelt graag barokke en klassieke en romantische muziek. Hij volgde zijn eerste vioolles aan het Conservatorium van Zürich en Lausanne en studeerde later aan de Hochschule der Künste Bern bij Corina Belcea, Meret Lüthi (barokviool) en Prof. Kai Köpp (onderzoek). Hij studeerde in 2022 cum laude af. Jonas richt zich momenteel op de uitvoering van oude muziek aan het Conservatorium van Amsterdam bij Shunske Sato, Antoinette Lohmann, Sayuri Yamagata en Emmanuel Resche-Caserta in een Masters degree. Hij speelt regelmatig in verschillende ensembles zoals Les Passions de l’Âme, 18th Century Orchestra, Holland Baroque, Anima Eterna, Arte Frizzante en in kamermuziekgroepen zoals Gut String Quartet, Pont Baroque, Lore Lay pianotrio en Duo Luschaina (viool-gitaar).

Hij deed inspiratie op door masterclasses te volgen bij Mayumi Hirasaki, Petra Müllejans, Rachel Podger, Reinhard Goebel, Hansheinz Schneeberger en Sigiswald Kujiken. Naast zijn interesse in verschillende stijlen en onderzoek naar uitvoeringspraktijken, ontdekt Jonas graag nieuwe benaderingen om de muziek van vroeger naar het heden te brengen en op een creatieve manier weer toegankelijk te maken voor het publiek van vandaag.

Jonas Krebs speelt op een viool uit ~1715, gebouwd in Amsterdam door Pieter Rombouts.

Leids Barok Ensemble
Violen: Wiveka Elion, Ard Groot, Jonas Krebs, Marceline Loudon, Wibe Moll, Else van Ommen en Anne van Walsum
Altviolen: Matthieu van Gelderen, Stan van Heijst en Marieke Jas
Celli: Susan Lambrechtsen, Petra de Man
Violone: Ellen de Graaff
Clavecimbel: Marta Leda

Het Leids Barok Ensemble (ontstaan in 1988) speelt lekkere, frisse barok. Zonder dirigent maar mèt barokstokken op darmsnaren (415 Hz). Op de lessenaar zetten we graag werken van bekende en onbekende componisten (van Castrucci tot J.S. Bach), van vroeg-barok tot vroeg-klassiek (van Biber via C.P.E. Bach tot W.A. Mozart) en soms een ‘extravagant’ uitstapje (A. Pärt, Goedhart). Het LBE werkte samen met o.m. Jan Willem de Vriend (viool-dirigent), Lucia Swarts (cello), Franc Polman (viool), Han Tol (blokfluit), Peter de Groot (altus), Nico van der Meel (tenor-dirigent), Alfredo Bernardini (hobo), en vele andere inspirerende barokmusici. Meer dan 100 concerten gaf het LBE in binnen-en buitenland (van Vlieland tot Kloosterzande (Zeeuws-Vlaanderen) en heel veel prachtige kerkjes daar tussenin. Buitenlandse tournees waren er in België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Portugal, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.